“Mama, waarom maken mensen eigenlijk ruzie? Ik vind dat mensen alleen maar lief zouden moeten doen tegen elkaar!”
Het
meisje keek met haar staalblauwe ogen vol verwachting naar haar moeder,
zij had immers antwoord op alle vragen? Ik zag de oudere vrouw even
zuchten, maar haar ogen stonden vriendelijk. “Dat is gewoon zo liefje,
het hoort bij het mens zijn.”
Het was mij al vrij snel duidelijk dat dochtertje-lief hier geen genoegen mee zou nemen, zij was duidelijk in de ‘waarom’-fase.
“Ja
maar zoals jij en Papa vanmorgen dan? Jullie houden toch van elkaar? En
toch schreeuwden jullie heel hard tegen elkaar vanmorgen. Dat is toch
niet lief? Als ik later net zo groot ben als jij, dan ga ik nooit tegen
mijn Papa schreeuwen hoor. Dan ga ik alleen maar lief zijn!”
Het
meisje keek zelfverzekerd zoals alleen kinderen van ‘die’ leeftijd dat
kunnen. Ik kon een brede grijns niet onderdrukken toen ik even
oogcontact maakte met de moeder, die zich duidelijk geneerde voor de
uitspraken van dochtertje-lief.
Er leek even een vonkje tussen ons op en neer te springen, en de moeder kreeg een glimlach op haar gezicht terwijl ze haar blik weer op haar dochter vestigde. “Die meneer daar achter je, die weet het volgens mij wel. Vind je ook niet dat hij er uitziet alsof hij álles weet?” Er zat een humoristische maar uitdagende ondertoon in de uitspraak. Weer keken we elkaar even aan terwijl het vonkje oversprong, en ik besloot de uitdaging aan te nemen.
Het
meisje draaide zich om zodat ze mij eens uitgebreid, van top tot teen
kon opnemen. “Weet jij veel?” Haar ogen waren nu op die van mij
gevestigd, met die ongegeneerde blik die iedereen op een gegeven moment
lijkt ‘kwijt’ te raken naarmate de jaren verstrijken. “Ja”, antwoordde
ik . “Ik weet bijna alles”.
Uiteraard was dat niet genoeg voor haar. “Wat is mijn naam dan?”
Oei.
Ik
zag dat haar moeder, onopvallend maar niet onopvallend genoeg, een
prachtig roze rugzakje pakte waar met zwarte viltstift ‘Danielle Wevers’
op geschreven stond. “Jij heet Danielle”, zei ik. Ik kon mijn lachen
bijna niet inhouden.
Het meisje keek even verbaasd, maar herstelde zich snel.
“Waarom maken mensen ruzie?”
OEI! Ze had wel echt een geweldige dag uitgekozen om mij die vraag te stellen. Het meisje keek mij vol vertrouwen aan, zij WIST dat ik het antwoord had op haar dringende vraag. Mijn ogen gleden even weg, troffen die van haar moeder. Ook zij keek vol verwachting toe of/hoe ik mij hier uit zou weten te redden.
En toen kwam het antwoord in mij op, als vanzelf.
“Nou, dat zit zo. Het is net als met de aarde en de lucht, die houden heel veel van elkaar, en daarom spelen ze samen..En dan gaat het waaien. Hoe meer ze samen spelen, hoe harder het gaat waaien. Heel soms hebben ze niet allebei zin om te spelen, bijvoorbeeld als ze moe zijn. Maar als de ander dan wel wil spelen, en het gaat waaien, dan kan die wind nergens naar toe. Die blijft dan vast zitten. Dat vindt de wind natuurlijk helemaal niet leuk, die wil gewoon lekker blijven waaien. Omdat hij vast zit, wordt hij natuurlijk steeds sterker, en nog sterker, totdat hij zó sterk is dat hij losbreekt. En dan krijg je onweer, dat ken je toch wel?”
Het meisje knikte, niet helemaal zeker waar ik naartoe wilde.
“Nou, ruzie maken is onweer voor mensen.”
Haar gezichtje klaarde op, zij draaide zich om en riep “Mama, hoor je dat? Jij en Papa hadden onweer!” De moeder keek mij nog even aan, glimlachte breed en zei : “Ja liefje, Papa en en ik hadden gewoon een beetje onweer. Hij wilde wel spelen, en mama niet.” Ze wierp mij een knipoog toe, draaide zich om en begon haar boodschappen op de lopende band te zetten.
Een enigzins verwarde mij achterlatend. Had ik nu net een freudiaanse parabel opgehangen tegenover een kleuter?