Rennen om stil te blijven staan

Ik heb lang na zitten te denken of ik dit wel echt wilde gaan posten, maar zoals je ziet/leest : dat wilde ik echt. Omdat het een verhaal is dat vertelt mag, nee : moet! worden. Omdat ik niet wil dat Chantal behalve dood ook nog vergeten zal zijn… Pas dan zal ze namelijk echt niet meer bestaan.

—*—*—*—

“Jij ook hier?”  Enigszins verward en beneveld keek ik omhoog. Mijn ogen zagen bruine leren laarsjes, een strakke vaalgrijze spijkerbroek met daar overheen een lang zwart  shirt en een suède-leren jas.  Ik kende haar..god wat was haar naam ook al weer? Terwijl mijn benevelde bewustzijn op zoek ging naar een naam die zou passen bij haar gezicht knikte ik vaagjes. ” Daar lijkt het wel op he?” Ik  verzette mijn hand op de stoeprand zodat ik wat makkelijker kon leunen. Fuck, het was KOUD. Ik had redelijk (voor mijn doen bizar) veel gedronken maar ik verging van de kou, tot zover dat lulverhaal over de koude niet voelen door alcohol. “Weet je nog wel wie ik ben?” Schaapachtig glimlachend keek ik haar aan.  ” Ik ken je van vroeger of niet? Je naam weet ik echt niet meer, sorry..” Ze trok een fles stroh-rum uit haar jas, keek mij even inschattend aan en nam een ferme slok, waarna ze mij de fles aanbood. “Dat klopt. Ik ben Chantal, het schijnt dat wij vroeger samen in bad gezeten hebben..” Mijn ogen herinnerden zich de langzame tocht langs haar lichaam van enige minuten geleden, en ik kreeg het schaamrood op mijn kaken. “Neem gerust hoor, of hoef je niet?”  Oh ja, de fles. Manmoedig zette ik haar tegen mijn mond en nam een slok ; de vloeistof brandde zich een weg naar binnen. Ik onderdrukte een oprisping en reikte haar de fles weer terug aan. “Rook je?” Ik schudde mijn hoofd.  “Jammer!” Chantal keek even mistroostig in haar pakje Marlboro waar nog twee eenzame sigaretten zichtbaar waren. “De winkels gaan voorlopig niet open, hoe laat is het?”  Ik keek naar de toren van de Minderbroederskerk en zag dat het nog geen half acht was. ” Nog een uurtje of twee ” bracht ik er enigszins stamelend uit. Godver, altijd hetzelfde als er een meisje op minder dan een meter afstand kwam. Links van mij hoorde ik Antoin  dronken wartaal uitslaan tegen twee meiden die voor ons in de rij stonden; daar hoefde ik dus ook al geen hulp van te verwachten.

Chantal  leunde tegen een verkeersbord aan en stak een peuk  aan.  “Dus je gaat ook naar?”  Ik knikte naar de rij voor ons en maakte een opmerking over ‘  dat de Kuip vast niet snel uitverkocht zou zijn ‘. Waarom ik niet gewoon ‘ ja ‘  zei is mij 18 jaar later nog steeds niet helemaal duidelijk overigens. Er ontspon zich een gesprek, ik kwam erachter dat zij nog altijd in hetzelfde dorp woonde maar ergens anders naar school ging. Vaag stond mij bij dat wij elkaar inderdaad wel eens tegenkwamen op straat en dat we elkaar dan altijd groetten; ook al had ik geen idee waarom. Haar ouders waren oude bekenden van mijn ouders (zoals iedereen binnen zo’n typisch Limburgs dorpje als waar ik heb mogen opgroeien) maar het contact was ‘ergens’  along the way verwaterd. Ik schaamde mij enigszins dat ik niet eens meer wist wie zij was, ik herinnerde mij dat ik wel eens oneerbaar aan haar gedacht had tijdens mijn verhitte puberfantasietjes. En hier stond ze dan vlak bij mij, tegen mij aan te praten alsof we goed bevriend waren.

Van het een kwam het ander, en in de weken na die ontmoeting ontstond een rudimentaire vriendschap. Chantal was weinig thuis, en als zij al thuis was had ze vaak veel last van haar astmatische aandoening waardoor afspraakjes ernstig belemmerd werd. Haar ouders waren wat afstandelijke mensen die niet graag vreemden over de vloer hadden, dus er zat weinig anders op dan gebruik te maken van de spaarzame tijd die wij hadden. Uiteraard werd mijn schuchtere ik tot over zijn oren verliefd op deze dame, en ik leed in stilte omdat ik mijn mond niet open te durfde doen. Meiden waren eng, ze vonden mij toch nooit leuk.

Onze gesprekken werden steeds dieper en persoonlijker, ik leerde dingen over haar en haar ouders die ik hier niet ga herhalen. Van sommige dingen schrok ik, werd ik boos. Andere dingen kon of wilde ik eenvoudigweg niet geloven, omdat ze te ver out there leken om waar te zijn..Dat was namelijk wel een ding bij Chantal. Hoewel het duidelijk was dat haar leven op z’n zachtst gezegd niet soepeltjes liep en haar ouders -wederom erg mild uitgedrukt- aparte mensen waren, bleef er altijd een twijfelachtig aura om haar verhalen heen hangen. Soms betrapte ik haar op grove overdrijvingen of rechtstreekse leugens en tegenstellingen binnen haar verhalen, maar ik durfde het eenvoudigweg niet aan om haar daar op aan te spreken. Ik was verliefd, en wilde niets anders dan genieten van het bij haar zijn.

Tijdens onze gezamenlijke reis naar Rotterdam die zomer gebeurde er iets vreemds in de bus. Chantal zag er die dag echt bar slecht uit, lijkwit met blauwe vegen om haar ogen van het slaapgebrek. Ze deed echter alsof er volstrekt niets aan de hand was, en babbelde voluit over de band die wij gingen zien en die vandaag voor het eerst in Nederland zou spelen sinds hun doorbraak. Als vanzelf kwam het gesprek op het openlijke drugsgebruik van de bandleden, en opeens kwam het moment waarop ik ernstig begon te twijfelen aan haar.

“Heb jij wel eens heroïne genomen?”  Ze keek mij uitdagend aan, en ik verschoot van kleur. “N N Nee, en daar heb ik ook geen zin in eigenlijk. Je weet wat ze van die rotzooi zeggen..” (Ja, ik stotterde maanden later nog altijd in haar nabijheid, maar alleen nog maar als er ook andere mensen in de buurt waren). Met een schittering in haar ogen keek ze mij aan. “Als jij mij een lepel weet te regelen dan laat ik je eens wat zien!” Ik schudde mijn hoofd. Een lepel? Wat moest zij in godsnaam met een LEPEL? Oh! Neeeee dit kon niet waar zijn. Dit was weer zo’n moment waarop haar fantasie gewoonweg op hol sloeg, en er alleen maar onzin uit haar mond kwam. We woonden in fucking Maasbracht en we waren 16, daar gebeurden die dingen gewoon niet..

In de maanden daarna zag ik Chantal steeds minder, hoewel ik zelfs genoeg moed verzamelde om af en toe aan te bellen en haar ouders onder ogen te komen. Regelmatig was zij dan niet thuis, en een enkele keer keken haar ouders mij bevreemd aan om vervolgens te zeggen dat zij dachten dat ze bij mij was. Omdat Chantal altijd wel een beetje apart was daarin vond ik dat op zich niet zo heel vreemd. Toen kwam de avond dat zij helemaal in paniek bij ons voor de deur stond, of ik haar een fiets kon lenen. Uiteraard kon ik dat, maar waarvoor? “Ik moet naar het station in Echt”  was alles wat ze kwijt wilde. Deze scene herhaalde zich nog een aantal keren in de weken die daarop volgden, en ergens in mij begon er een onbestemd gevoel van onrust te knagen. Wat ging zij in vredesnaam doen? Zou ze een vriendje hebben waar haar ouders het niet mee eens waren? Dat zou ze mij toch wel vertellen? Verdomme! Ze vond MIJ toch leuk? We waren steeds closer geworden, en eigenlijk begon ik net genoeg moed bij elkaar verzameld te krijgen om met haar te praten over “ons”.

En toen kwam die zaterdag dat ik met een vriend naar de Efteling zou gaan. Mijn ouders waren een weekje weg, en ik ging aan de woonkamertafel zitten met mijn koffie en de krant. Tijdens het lezen daarvan viel mijn oog op een krantenberichtje met de kop ‘ drugsdode in Heerlen’ . In het berichtje stond vermeld dat er in een drugspand in Heerlen het stoffelijk overschot gevonden was van de 17-jarige C.S. en dat zij waarschijnlijk was bezweken aan de gevolgen van een overdosis heroïne.

Ik verslikte mij in mijn koffie, las het bericht nog zeker vijf keer door. C.S. , zeventien jaar oud. Dat zou..NEE no way. Niet Chantal.

Ik bladerde verder, en godverdomme. Daar stond het dan, zwart op wit in de rouwkatern. Brainpower zegt het zo mooi in ‘ je moest waarschijnlijk gaan’ :Op veel te jonge leeftijd, is van ons heengegaan
alsof het lot m’n partner was en ze is nu vreemdgegaan
Zo
veel niet gezegd, zoveel niet gemaakt, zoveel niet gedaan
maar je moest waarschijnlijk gaan

De dagen erna, vanaf dat moment tot aan de begrafenis  verliepen in een roes. Voor mijn geestesoog zie ik nog flitsen van gesprekken met haar ouders, haar slaapkamer, de kerkdienst. Ik herinner mij de mis nog erg goed, en de wandeling naar de begraafplaats. De korte ceremonie bij de kist, het handje aarde op de deksel. De geur van vochtige aarde, de snijdende wind. Fluitende vogels, die zich van geen kwaad bewust overgaven aan de naderende lente. En mijn knagende, etterende schuldgevoel van binnen.

Ik had het kunnen voorkomen, als ik haar maar had willen geloven. En ik weet, ik WEET! dat het een onzinnige gedachte is, en dat ik niet schuldig ben aan haar dood. Maar het is een feit, een zekerheid die diep in mij zit verankerd als een oceaanstomer aan zijn stormketting.

Ik had het kunnen voorkomen, als ik haar maar had willen geloven.

Haar naam was Chantal Schagen, en zij was een prachtige jonge vrouw. Een vrouw om van te houden, een vrouw om grenzeloos verliefd op te worden. En zij is in de lente van 1992 overleden aan de gevolgen van een overdosis heroïne, haar familie en vrienden in stomme verbazing achterlatende. Iedereen, op één iemand na.

Ik hou van je Chantal, ook al heb je dat nooit geweten.