I won’t shiver in the cold
I won’t let the shadows take their toll
I won’t cover my head in the dark
And I won’t forget you when we part
‘ Collapse the light into Earth‘ – Porcupine Tree
Krekels. Het geknars van zand onder mijn schoenen. Fluitende vogels. Af en toe knakt er een twijgje terwijl ik het nu al zo vertrouwde bospad af loop. Ik ben diep in gedachten verzonken, de diepe rouw en verdoving van verdriet hebben in de afgelopen weken plaats gemaakt voor..tsja, voor wat eigenlijk? Hier zijn geen woorden voor. Die hoeven er ook niet te zijn. Het is wat het is. Ik sta stil en kijk naar lichte bolling in de bosgrond die de plek markeert waar ik samen met mijn familie- nu al weer enige weken geleden – mijn moeder ten ruste heb gelegd. Dit is niet alleen een plek van de dood, het is ook een plek waar het leven duidelijk aanwezig is.
In de verte hoor ik een kinderlach, een vogel land naast mij en kijkt mij onderzoekend aan voordat hij verderhupt. Ik kom hier graag, om na te denken en te voelen. Beide doe ik meer dan genoeg recentelijk, de gebeurtenissen van het afgelopen jaar hebben hun sporen in mijn ziel overduidelijk achtergelaten. Toch is er ook een innerlijke rust, een rust die ik bij mijn vader en zus om eerlijk te zijn niet terug zie. Het is volbracht. Uiteraard zijn er nog steeds de tranen op gezette tijden, soms geheel onverwacht. Er waren ook dromen, sommige ijzingwekkend realistisch en hartverscheurend pijnlijk. Er is ook nog steeds een glimlach van herinnering. Ik hoor steeds vaker dat er iets in mij veranderd lijkt te zijn, hoewel niemand het er over eens kan worden wat dan precies. Zelf voel ik die verandering ook – maar ik voel niet meer de behoefte om die te verklaren. Hij is er, dat is genoeg.
Het hete zomerweer van de afgelopen tijd eist haar tol van de bosplantjes die we een plekje hebben gegeven in het rulle zand waar de stoffelijke resten van wat eens mijn moeder was rusten en ik besluit om even naar de nabijgelegen pomp te lopen zodat ik ze kan bewateren. Om mijn heen lijkt de natuur voor even haar adem in te houden, de hete zomeravond drukt zwaar op het boslandschap. Mijn ogen dwalen over de maaskeien met geëtste namen van de mensen die hier hun laatste rustplaats hebben gevonden. Achter iedere naam schuilt een verhaal van leven, van verloren en hervonden liefdes, van verdriet en geluk, van de dood.. Iedere naam vertegenwoordigt een micro-kosmos aan belevenissen en de natuurlijke cyclus die al wat leeft moet doormaken. Godverdomme, weer geen gieter bij de pomp.
Ik kijk om mij heen en mijn ogen ontmoeten die van een wat oudere vrouw, lijnen van verdriet in haar gezicht. Er is even een blik van een onuitgesproken wederzijdse verstandhouding, het gedeelde verdriet van een verlies. Ze draagt een gieter met zich mee die onder de pomp verdwijnt om gevuld te worden.
“Wat een fijne plek om te zijn, vind je niet?” Opent zij het gesprek. Ik knik. ” Ja, ik kom hier graag. De natuurlijke cyclus is hier zo overduidelijk aanwezig, leven en dood ontmoeten elkaar hier. Ik had niet verwacht hier zoveel rust te vinden om eerlijk te zijn.” In de verte ontwaar ik een meisje van een jaar of zestien dat enigszins ongemakkelijk staat te wachten op de oudere vrouw met wie ik in gesprek geraakt ben. Te jong om haar dochter te zijn, een kleindochter misschien? “Kom je hier al lang?” Ik schud mijn hoofd. “Mijn moeder is afgelopen Juli pas overleden, ik probeer iedere week even langs te gaan maar woon nogal ver weg. ” ” Ach, je moeder? Gaat het een beetje?” Nu ik haar gezicht wat zorgvuldiger bestudeer realiseer ik mij dat deze vrouw ten hoogste een jaar of tien jonger is dan mijn moeder was toen zij overleed. “Ik weet het niet. Ik weet niet wat ik moet voelen. Het doet pijn, ik mis haar verschrikkelijk..maar ik ga door. Ik moet wel. De aarde is niet gestopt met draaien, en mijn verdriet hoort bij mij in het hier en nu. Mensen lijken stomverbaast dat ik niet een mentaal wrak geworden ben, maar..dat is gewoon niet zo. Ondanks het verschrikkelijke besef dat ik haar voor eeuwig zal moeten missen is er ook een gevoel van berusting. Misschien moet de echte klap nog komen, maar iets in mij zegt dat dat niet zo gaat zijn.”
Een fletse glimlach trekt over haar gezicht. ” Kwam je voor de gieter? Ik heb hem nog even nodig maar daarna is hij van jou als je wil..”
We lopen samen over het bospad richting wat het meisje dat ik al eerder zag staan, ik zie nu dat zij bij een redelijk nieuw graf staat. Prachtig verzorgt, de klimop heeft het al ruimschoots weten te overwoekeren. Ik lees de naam en de geboorte- en sterfdatum die in de maaskei geetst staan en schrik heel even. Hier ligt een man die nog geen 38 was toen hij overleed – te jong om haar partner te zijn. De vrouw vangt mijn blik op en even trekt er een schaduw over haar gezicht . ” Mijn zoon..37 jaar en op een ochtend niet meer wakker geworden. Gewoon, zomaar.”
Het gesprek gaat verder, over het leven en de dood. Over de plek die de dood inneemt in het leven van de mensen die achterblijven. Over de schuldgevoelens, de had ik maars en kon ik maars die iedereen die achterblijft kent. Het meisje loopt weg terwijl we doorpraten en de vrouw de beplanting van broodnodig levenswater voorziet. ” Zij heeft het er nogal moeilijk mee, mijn zoon had geen kinderen maar hij was haar favoriete oom. Dit is de eerste keer in haar leven dat zij hiermee geconfronteerd wordt.” Peinzend kijk ik haar na. Jong genoeg om mijn dochter te zijn..
We lopen gezamenlijk weer terug naar de pomp , de vrouw hervult de gieter voordat zij deze doorgeeft aan mij. “Dit gaat misschien vreemd klinken, maar mag ik je de hand schudden? Dat voelt goed. Het spijt mij als dit ongemakkelijk voelt..” Als vanzelf zet ik de gieter neer en doe een stap naar voren. Voordat ik het weet vallen we in elkaars armen, schokkend van de tranen en het verdriet. En dan komt de realisatie : deze vrouw en ik : we zijn elkaars spiegelbeeld. Ik ben haar zoon, zij is mijn moeder. We vinden in elkaar wat we zo verschrikkelijk moeten missen. We klampen ons aan elkaar vast in onze gedeelde ervaring, ik heb geen idee hoe lang. Als we elkaar loslaten is het alsof er een last van mijn schouders valt. ” Bedankt” fluistert ze. “Dit was voor mij net zo bijzonder als voor jou..” stamel ik.
Nog even kijken we elkaar aan , wisselen een ongemakkelijke afscheidsgroet uit en gaan beide onze eigen weg. Als ik nog even om kijk zie ik ook bij haar die net iets rechtere rug en stevigere stappen die ik bij mijzelf voel.