Het was een ijskoude avond, een van de eerste avonden dat het kwik onder nul zou dalen deze winter. Ik stond rillend van de kou midden op de open plek in het bos die in de afgelopen jaren zoveel voor mij is gaan betekenen en keek naar de vuurplaats waar de opbrengst van mijn zoektocht naar brandhout klaar lag om in brand gestoken te worden.
Ik zocht in mijn jaszakken naar mijn onafscheidelijke doosje lucifers en besloot om nog even te wachten. Zij was er nog niet..en op een avond als deze was symboliek belangrijk. Woord en daad..intentie en symboliek. Ik zakte op mijn linkerknie en verschoof een van de aanmaakblokjes zodat deze recht onder wat twijgjes terecht kwam en blies een walm lucht in de avondkoude. De hemel boven mij was van een ontzagwekkend diep zwart dat prachtig geaccentueerd werd door de twinkelende sterren die glinsterden als zuiver kristal, hij nodigde uit tot introspectie. Op de een of andere manier voelde vanavond als Belangrijk.. Er was echter niets belangrijks meer, dit was -in al zijn pracht en symboliek- niets meer dan een laatste buiging, een vaarwel. Maar hoe zeg je vaarwel tegen iets waar je allang voorgoed afscheid van hebt genomen?
Een zacht gekraak van takken verstoorde mijn gedachtengang, en ik stond op om mij om te draaien in de richting van het geluid. Aan de bosrand links voor mij zag ik een fel led lampje op en neer dansen, en ik moest even glimlachen. Dat was echt zo typisch haar om haar nachtzicht op te offeren voor een klein maar helder verlicht blikveld. Op het moment dat ik mij bewust werd van die gedachte stokte mijn adem even, wow. Dat was best een vrij typerende gedachte van mij eigenlijk..Het zou mij zoveel mooier maken als mens als ik stil zou kunnen staan bij het feit dat haar zicht overdag al niet al te best was, en dat het niet meer dan logisch is om dan ‘s nachts -in het bos!- een lichtbron te gebruiken..Maar nee, meteen een ietwat belerende (misschien zelfs wel denigrerende?) houding aan nemen..dat is blijkbaar wie ik ben. In ieder geval zeker binnen dit contact, deze relatie. Onwillekeurig trok er een grimas over mijn gezicht. Auw.
Het lichtje kwam in een rechte lijn op mij afgedanst, en ik kon haar voetstappen in de verte al horen. Ik trok mijn sjaal wat omlaag zodat mijn gezicht in zijn geheel zichtbaar was en verzette mijn voeten in een -mislukte- poging om iets te ontspannen. Waarom voelde dit zo belangrijk?
“Ben je er al?” God, wat had ik haar stem lang niet gehoord. En waarom was dat nu opeens zo opvallend? Eerder gingen er soms weken voorbij zonder dat ik haar stem hoorde..Ik antwoorde zacht, en het lichtje verschoof haar koers een beetje. ‘Waar sta je?’ ‘Bij de vuurplaats ; ik heb vanmiddag al wat hout gesprokkeld zodat we wat warmte en licht bij ons hebben vanavond’ Er onstnapte mij een onwillekeurige zucht. Dat was nou echt weer zo’n zin..Zou die lading er voor andere mensen ook altijd in zitten? Een zacht gegrinnik beantwoorde mijn vraag. Voor dit specifieke mens dus in ieder geval wel..Het verbaasde mij niets. Dit was gewoon zo’n heel eigen ‘dingetje’ van ons waar de buitenwereld nooit iets van zou snappen; ondanks alle -soms irritante- verschillen tussen ons was er altijd een diepere, warme bron van zekerheid en overeenkomsten geweest. Een laag waar de onzekerheden en irritaties van alle dag niets aan konden veranderen..Dat was voor mij het onfeilbare bewijs van onze Liefde.
Totdat ook die laatste zekerheid weg viel.
Toen zij mij bijna bereikt had begon ze spontaan te huppelen, om recht voor mijn voeten te eindigen met die enigzins zenuwachtige glimlach die ik zo goed van haar ken op haar gezicht. ‘ Hey..’ En we keken elkaar even recht in de ogen aan.
De wereld stopte met draaien.
Daar was hij dan weer, die overbekende cocon van Zijn die ons in het verleden al zo vaak overspoeld had. Die zuigende aantrekkingskracht die ik nooit heb kunnen weerstaan, omdat hij uitnodigt tot Opgaan, tot Overgave zonder enige dwang. Opgaan totdat je wegdrijft in de gestage stroom van gedachtes en fijne, warme emoties. Opgaan in dat heerlijke tijdloze Nu waarin er geen spijt is over het verleden, geen angst voor wat de toekomst gaat brengen. Overgave aan dat waanzinnige [sic] gevoel dat alleen Liefde en (sprak hij enigzins cynisch) bewustzijnsverruimende middelen of meditatie je kan geven, de zekerheid van het moment in plaats van de onzekerheid over Morgen.
Als een koud mes sneed de gedachte plots door mijn Ziel: ‘ Er zal geen morgen meer komen’ ..
Ik zoog wat koude avondlucht tussen mijn tanden door naar binnen en onderdrukte met moeite het trillende gevoel dat zich vanuit mijn bovenbenen over mijn hele lijf begon te verspreiden. ‘Hey’ antwoorde ik zacht, en er gleed een glimlach over haar gezicht waarna ze het led lampje uitklikte. ‘ Beter zo, vind je ook niet? Des te sneller kunnen we overgaan tot het Licht en Warmte gedeelte’ Ik hoorde de hoofdletters gewoon in haar zin, en hoewel ik het niet kon zien wist ik dat zij knipoogde. Twee zielen, een gedachte. Zoals zo vaak..Waarom was het dan in godsnaam soms zo vreemd gegaan op de momenten dat wij, in Liefde, gescheiden leefden? Dit was zo warm, zo fijn, zo vertrouwd geraakt in zo’n bizar kleine tijdsspanne. Er waren haar genoeg vrouwen voor gegaan bij wie het zelfs na een langere tijd dan Wij samen geweest waren niet zo Goed, zo Fijn en zo Vertrouwd voelde. Vreemd hoe dat kan gaan..
Ik haalde de lucifers uit mijn jaszak en zakte op mijn knieën terwijl ik er een aanstreek. Nou ja, probeerde een lucifer aan te strijken. Mijn motoriek is soms eerder een uitdaging dan een hulpmiddel om het mild te omschrijven; en de gebroken lucifer vloog dan ook op de brandstapel die klaarstond om aangestoken te worden. Ik voelde meer dan ik het zag dat zij naast mij ging zitten, haar hand onwillekeurig bewegend richting het doosje dat ik in mijn rechterhand hield. Haar aankijkend trok ik mijn wenkbrauw omhoog en zij reageerde met een zachte ‘Sorry’ terwijl ze haar hand in haar schoot legde. ‘Geen sorry’ zei ik. ‘Je wil alleen maar helpen..’
‘Hoe is het eigenlijk met je?’ vroeg zij terwijl ik een tweede poging waagde om een lucifer aan te strijken. ‘Het is echt gek, het voelt alsof ik je al eeuwen niet gezien of gesproken heb. En eigenlijk valt dat best nog wel mee, toen ik op reis was hebben we elkaar een maand niet gezien en dat voelde vreemd genoeg toch minder ver weg..’
De tweede lucifer sputterde even, vertoonde een minivlammetje en gaf de moed op. Ik wierp hem achter zijn voorganger aan, maakte het doosje open en pakte zijn opvolger. ‘Misschien is dat wel omdat ik pas nu echt bij je weggegaan ben. Toen je op reis ging is er een stukje van mij met je meegegaan, en ik was al die tijd bij je. No river to deep, no moutain to high en meer van die onzin..’ Ik streek de derde lucifer langs het doosje en het wonder dat kinderen en volwassenen al sinds het midden van de 19e eeuw in de ban weet te houden geschiedde: de lucifer begon te branden. Met een inwendige zucht van verlichting hield ik hem bij een aansteekblokje dat de vlam gretig overnam, en weldra lagen we beide op onze knieën te blazen en takjes te verplaatsen zodat de vlammen zich konden verspreiden over de stapel. Terwijl wij ons zonder woorden bezighielden met onze gezamenlijke taak dwaalden mijn gedachten af naar een avond maanden geleden, onze eerste keer ‘samen’ bij haar vrienden. Toen stonden we samen schouder aan schouder vlaggetjes aan een koord te nieten, toen zij mij opeens vastgreep en begon te knuffelen. ” Je weet niet hoe bijzonder dat voor mij is, om dit samen te kunnen doen ” , meer had ze niet gezegd. Bij het herleven van die herinnering smolt er een laagje ijs dat als een laatste verdedigingslinie rond mijn hart lag weg. Ja, dat is de vrouw waar ik zo veel van kan en durf te houden..Niet die gesloten oester, die..
Ik voelde dat zij naar mij keek en verlegen keek ik haar aan. “Sorry, ik verstond je niet. Ik zat met mijn gedachtes even ergens anders..” Er kwam een lachje als antwoord. “Geen wonder dat je het niet verstaan hebt, ik zei namelijk niets..” ” Ow” Ik bloosde en bedacht mij dat het fijn was dat zij dat niet kon zien in het licht van de vlammen die onderwijl -jawel- de kenmerken van een echt vuur begonnen te vertonen. Ik wierp nog een blik op de stapel brandhout ,Zag dat het Goed was en zakte op mijn achterwerk, haar nog even vanuit mijn ooghoeken aankijkend. “Ik vind het echt heel stoer van je dat je bent komen opdagen, los van ehm de omstandigheden tussen ons. Maar ook gewoon, eh, je weet wel. Donker en bos en laat en zo..”
Weer dat lachje. “Niet zo heel erg verschillend van ons eerste afspraakje toch? Toen was het dan wel licht, maar jij kon op dat moment nog wel een enge viezerik blijken te zijn. Toch ben ik met je gaan wandelen toen..” Ik grijnsde breed. ” Mja die viezerik heb je pas later kunnen zien..” Haar enige antwoord was een uitgestoken tong en even gniffelden we als vanouds. Zoals altijd voelde ik mij volstrekt op mijn gemak bij haar, en ik voelde gewoon dat het wederzijds was.
Het vuur begon nu serieuze vormen aan te nemen, en ik deed mijn handschoenen uit zodat mijn handen de warmte konden koesteren. De schaduwen speelden over haar gezicht, en ik nam haar nog eens goed in mij op. Dit zou de laatste keer zijn dat ik haar zou zien, haar stem zou horen en haar warmte naast mij zou voelen. De laatste keer..