Keuzevrijheid

Enigszins geïrriteerd staar ik naar de tegelvloer voor de kassa. Ik wil hier weg, ik heb het om te beginnen al niet zo op supermarkten en mijn tijd verdoen in de rij voor de kassa omdat voor mij iemand staat te treuzelen is al helemaal niet mijn ding. Ongewild krijg ik iets mee van het gesprek van mijn voorgangster met het kassameisje, de vrouw staat erop om een fooi te geven die de medewerkster eigenlijk niet wil aannemen – zo blijkt uit het voorzichtige tegensputteren.
Omdat ik zoals gewoonlijk naar de grond sta te staren is het eerste dat mij opvalt aan de vrouw voor mij haar schoenen. Zwarte, glimmende instappers. Versleten aan neus en achterkant. Mijn blik dwaalt wat omhoog en ik zie een zwarte panty met ladders, gevolgd door een zwarte korte broek. Even later vinden mijn ogen haar gezicht en even voel ik een steek in mijn maag, het is overduidelijk het gezicht van een (herstellende) verslaafde. Ik kan moeilijk onder woorden brengen waar ik dat zo duidelijk aan kan zien, maar het is iets in het gezicht, de blik in haar ogen..Ze zal ongeveer van mijn leeftijd geweest zijn maar haar gezicht zag er veel doorgroefder uit dan het mijne, en dat – laten we eerlijk zijn – is inmiddels ook al geen babyface meer. En dat komt niet alleen door mijn baard.

Voor mij gaat het ongemakkelijke gesprek tussen de vrouw en de puber achter de kassa door. De fooi is na een erg ongemakkelijke scene geaccepteerd, de boodschappen kunnen dus ingepakt worden. De vrouw blijft maar praten, overduidelijk opgelaten en gestrest. Vanuit mijn vroegere ervaringen met verslavingszorg (stage) weer ik er toevalligerwijze wel het één en ander vanaf en in mijn hoofd begint het verhaal -er is altijd een verhaal, of dat nu klopt of niet- zich te vormen. Mensen die terugkomen van een ernstige verslaving komen op een punt in hun behandeling waarop ze voorzichtig weer aangeleerd krijgen om grip te krijgen op hun eigen leven. Wat veel ‘normale’ mensen echter niet weten of doorhebben is dat er voor een ex-verslaafde niet zoiets bestaat als een normaal leven om naar terug te keren. De harde realiteit is dat ze vaak heel veel dingen opnieuw moeten leren. Voor zichzelf zorgen. Met geld omgaan. Boodschappen doen. Een langdurige ernstige verslaving richt niet alleen schade aan in je lichaam, het verwoest ook je geest. Je bent jarenlang gewend geweest om je maar op een aantal dingen te richten: Je fix,geld voor je volgende fix, slapen, eten. Meestal in die volgorde. Hierdoor raken basale zaken als impulscontrole totaal ondergesneeuwd, met als gevolg dat een voor jou en mij eenvoudig bezoekje aan de supermarkt voor iemand die worstelt met verslavings- en rehabilitatieproblematiek een waar avontuur en schier onmogelijke opgave kan zijn – tenminste als het gaat om met de juiste boodschappen huiswaarts te keren. Omgaan met keuzes maken op een verantwoorde manier is één van de moeilijkste stappen in dit proces. Keuzevrijheid kan mensen verlammen.

Terwijl de cassiére mijn boodschappen begint te scannen bedenkt de vrouw zich dat ze toch een plastic tasje nodig heeft, pakt er één en begint in haar – overduidelijke lege – portemonnee te scharrelen op zoek naar kleingeld. Mijn eerdere irritatie heeft inmiddels plaatsgemaakt voor empathie. Niet omdat de vrouw zielig zou zijn, verre van dat. Maar om haar worsteling te zien, de trots in haar ogen. Ze staat hier toch maar mooi, tussen de andere mensen – net als iedereen haar boodschappen te doen. En net als iedereen betaald ze gewoon.
De cassiere pakt een muntje van het stapeltje ongewenste fooi af en verteld de vrouw dat het daarmee gedekt is. De vrouw richt zich even op en de trots blinkt in haar ogen terwijl ze de cassiere duidelijk maakt dat ze heus wel geld heeft en de fooi voor haar is en dat ze onder geen beding het tasje daarvan wil betalen.
Zodra ze weer begint te scharrelen in haar portemonnee zie ik echter zenuwachtige trekjes in haar gezicht komen en haar ogen schieten alle kanten op.

Hoewel ik erg geloof in het doen van een random act of kindness kan ik deze trotse vrouw de vernedering niet aandoen om haar het geld te geven, maar opeens is er een plan. Terwijl ik even schijnheilig buk om mijn veters te strikken schuif ik een 50-cent muntje over de grond naar haar toe,het komt precies naast haar voet terecht. Als ik weer opsta raak ik zacht haar arm aan, en wijs op de vloer. “Die is vast zojuist gevallen toen je wilde betalen”. Even lijken er tranen in haar ogen te springen als ze zich realiseert dat er een uitweg is uit deze val die ze in haar eigen trots voor zichzelf gemaakt heeft.

Ik houd mijn pasje tegen de scanner, geef aan dat ik geen bonnetje hoef en wens beide dames een fijne dag.

Leave a Reply