Een schrijver -in ieder geval deze schrijver- is denk ik per definitie gebonden aan zijn introspectie. En wat is een beter moment voor introspectie dan oudjaarsavond, al helemaal als er een spiksplinternieuw decennium verwachtingsvol voor de deur staat te fonkelen. Ik wil niet iemand zijn die met zijn rug naar de toekomst naar het verleden staat te staren, maar alsnog is juist deze avond per definitie geschikt om eens terug te kijken op tien jaar in-het-leven-van, in de hoop dat het grotere narratief zichzelf bloot zal geven.
Tien jaar geleden was ik op 34 jarig leeftijd net in het bezit van mijn rijbewijs. Ik ging terug naar Edinburgh, de stad waar ik een stukje van mijn hart achter heb gelaten; verstopt in een hoekje ergens tussen de royal mile en Arthur’s seat. In een achterzaaltje ergens in Antwerpen luisterde ik met tranen in mijn ogen en kippenvel over mijn hele lijf naar (de in 2019 overleden) Roky Erickson die na jarenlang balanceren op en net over het randje van de waanzin de weg naar onze realiteit teruggevonden had. Toevalligerwijze had ik daar eerder in 2010 een stukje over geschreven. Uitgerekend hij had mij 15 jaar eerder tijdens een nacht waarop ik zelf de weg naar huis in mijn eigen hoofd niet meer weten terug leek te kunnen vinden een lichtpuntje weten te vormen in de duistere waanzin van mijn psyche met het prachtige ‘I had to tell you‘ , en om een optreden van hem van mijn bucket-list te kunnen halen was als een geschenk van de goden zelve. Als schrijver begon ik steeds meer te zoeken naar mijn eigen stijl die zich tot op de dag van vandaag het beste laat omschrijven als een mengelmoes van feit en fictie, ik denk dat deze post daar een goed voorbeeld van was.
Negen jaar geleden besloot ik om een hobby weer opnieuw op te pakken: grijp een backpack en ga op reis. Als 35 jarige die net een paar maanden zijn rijbewijs had besloot ik om op de bonnefooi naar zuid Frankrijk te rijden omdat ik daar nog wat losse draadjes tot een coherent narratief wilde proberen te weven . Dit bleek meteen één van de beste beslissingen van het hele jaar te zijn, los van de reiservaring en de broodnodige closure van een emotioneel slopende periode was het belangrijke stap in de nooit eindigende zoektocht naar mijn eigen wortels -als persoon, als man, als mens. Die vond ik in de grotten rondom Lascaux waar ik bijna mystieke ervaringen opdeed toen ik oog in oog met de sporen van onze verre voorouders kwam te staan. Devin Townsend vormde de voornaamste soundtrack van 2011, het geniaal geschifte brute metal meesterwerk Deconstruction’ en zijn new age akoestische tweelingbroertje ‘Ghost’ om precies te zijn. Ergens in Augustus schreef ik deze post, met daarin een zin die tot op de dag van vandaag echoot in mijn hoofd : “Ik was hier, precies daar waar ik wilde zijn.“
Acht jaar geleden bleek 2012 -ondanks de voorwaarschuwing van de Maya’s over het einde van de wereld!- voor mij persoonlijk een rustjaar te zijn. Een laatste moment van rust en bezinning voordat de maalstroom van het lot mij zou oppakken om mij ergens in het rauwe achterland van pijn en verdriet weer neer te smijten. Het was het laatste jaar dat ik samen met mijn geliefde Pepper heb mogen doorbrengen. Het laatste jaar waarin mijn ouders in betrekkelijke gezondheid verkeerden. Ik schreef een liedevolle observatie over mijn neefje , inmiddels gewoon een volwassen twintiger. Die overigens Japans is gaan studeren, nog steeds tegen de wens van zijn moeder 😉 Luisteren deed ik voornamelijk naar “The leaving of London” , een album van Bevis Frond waarbij het titelnummer er in zijn melancholische eenvoud mijlenver bovenuit springt.
Zeven jaar geleden legde de dood voor het eerst in decennia zijn benige hand op mijn schouder terwijl hij zwijgend naar Pepper wees. De beslissing om mijn maatje, mijn beste vriend en trouwe metgezel te moeten laten inslapen was één van de zwaarste uit mijn leven tot dan toe. Onze laatste wandeling -van mijn huis naar de dierenarts- staat nog altijd op mijn netvlies gegrift en ik vermijd tot op de dag van vandaag dat stukje stoep als ware het besmet met de ergst mogelijke ziektes. Het was ook het jaar van mijn woeste backpackavonturen in Thailand, van onverwachte ontmoetingen en diepe connecties. Het mooiste verhaal over die reis kon ik pas in 2014 schrijven nadat ik een keer terug geweest was, te weten dit magische moment.
Steven Wilson kwam met het prachtige ‘The raven that refused to sing‘, misschien wel zijn beste post-porcupine tree werk.
Zes jaar geleden besloot ik om wederom een maand in Thailand te spenderen, deze keer met een minder door tranen vertroebelde blik. Ook begon daar mijn eerste serieuze langdurige writersblock, ik voelde nog altijd de drang om te schrijven maar de bron leek opgedroogd. Achteraf bezien denk ik dat er teveel indrukken en ervaringen waren die eerst dringend moesten bezinken voordat er weer ruimte ontstond om uiting te geven aan mijn drang om te creëren. Geen blogpost, wel een soundtrack : Casualties of Cool. Devin Townsend strikes again, deze keer met een zwaar atmosferisch country (!) album – Devin style. Met prachtige vocalen van Che Aimee Dorval en muziek en teksten van Devin . Strofes als ‘Paint the streets red / With my decision / Feed the pidgeons/ With my collision‘ ademen pijn, melancholie en berusting tegelijkertijd uit – een onderschat meesterwerk.
Vijf jaar geleden kwam het nieuws dat al mijn wensen, plannen en ideeën met een verpletterende mokerslag ongedaan maakte: mijn moeder bleek terminaal ziek. Daarnaast verslechterde de conditie van mijn toch al behoorlijk beschadigde oog als uit het nieuws opeens behoorlijk, wat resulteerde in de volgende (en enige) blogpost uit 2015 : Vonnis. Uiteraard waren er ook een aantal mooie momenten, maar die wierpen hun licht helaas alleen vanuit een donker en verscholen hoekje. Ik ging op reis, terug naar Edinburgh met een paar vrienden. Schrijven kon ik amper nog, observeren was alles wat mij nog restte. De enige muziek die mij is bijgebleven (wel meteen een erg goed album) : Money shot van Puscifer – het soloproject van Tool’s Maynard James Keenan. Grand Canyon is een hoogtepunt in ieder mogelijk opzicht (en ja, er zit een vreselijk flauwe pun verborgen in deze zin).
Vier jaar geleden werd ik volwassen, getuige deze post. Op een bepaalde manier hoort deze post tot het beste dat ik ooit geschreven heb denk ik, maar dat laat ik verder aan de lezer om te beoordelen. 2016 was het jaar waarin de dood terugkeerde, niet alleen omdat er een einde kwam aan het grenzeloze lijden van mijn lieve moeder maar ook omdat ik enige maanden eerder zelf maar een paar centimeter van een gruwelijke dood verwijderd was. Er was geen ruimte voor muziek, of vreugde – alleen de grauwe sluier van een eindeloos en uitzichtloos verdriet. Het verlies van een ouder is tot op zekere hoogte ook een stukje van je eigen verleden dat voorgoed afgesloten is, en ik wankelde behoorlijk – maar bleek stevig genoeg op mijn benen te staan zodat anderen nog op mij konden leunen. Wie had dat ooit gedacht, van het zwarte schaap naar rots in de branding. Als ik dan toch een nummer moet kiezen dan één dat niet uit 2016 komt maar veel ouder is dan dat. Het stond echter vaak, te vaak aan. “Ik was vergeten, glad vergeten / Hoe mooi het is iets kwijt te zijn“zingt Paul de Munnik hartverscheurend mooi, en daar kan ik mij alleen maar bij aansluiten.
Drie jaar geleden begon ik aan de lange weg terug naar boven. Ik ging weer reizen, dit keer naar Spanje en Frankrijk waar ik op zoek ging naar mijn muze en haar hervond. De schrijver in mij werd weer wakker, en hij had daadwerkelijk iets te melden deze keer – de bespiegelingen vonden als vanzelf hun weg vanuit mijn brein naar mijn toetsenbord. Dit wist ik samen te vatten in één post. De soundtrack van dat jaar was zonder enige twijfel “Trein, vuur, dageraad” van Spinvis, misschien wel zijn beste werk ooit – in ieder geval het album waar ik het meeste mee heb. Absolute hoogtepunt waren voor mij in ieder geval het titelnummer en het verstilde “Alles is“.
Twee jaar geleden kwam de dood voor de derde keer langs, dit keer voor mijn lieve Selene. De dood van mijn kat, mijn laatste directe band met Pepper en indirect met mijn moeder die zo dol op hem was hakte er behoorlijk hard in. De enige blogpost die ik er in dat jaar uitgeperst kreeg ging uiteraard over mijn lieve, krengerige poesje. Alsnog bleek 2018 een redelijk jaar te zijn, met een onverwacht prachtige soundtrack in de vorm van ‘Vanaf nu is het van jou‘ van Maaike Ouboter, een verrassen volwassen en diep album met melancholische en bespiegelende teksten – voorgedragen met de stem van een engel.
Afgelopen jaar had twee gezichten, maar als ik iets geleerd heb in dit decennium is het wel om dankbaar te zijn om hier te zijn, om te leven. Het bleek een jaar van connecties, zowel oud als nieuw. Van kansen en groei. Van vooruit kijken in plaats van vast te zitten aan of in het verleden. Het werd tijd om keuzes te maken, en er naar te leven – en dat heb ik gedaan. De soundtrack? Dat kan er maar één zijn beste lezer : “Fear Inoculum” van Tool. Mijn favoriete post van dit jaar is een moeilijke om te kiezen, maar deze zorgt nog altijd voor een grijns op mijn gezicht.
En dan nu (tromgeroffel): 2020. Het jaar waarin ik verwacht mijn eerste boek eindelijk uit te brengen, en op meerdere fronten een sprong in het diepe ga wagen.