“These memories of who I was and where I lived are important to me. They make up a large part of who I’m going to be when my journey winds down. I need the memory of magic if I am ever going to conjure magic again. I need to know and remember, and I want to tell you.”
Robert McCammon, Boy’s Life
Tsja. Er rest mij nog één verhaal dat ik wil vertellen met betrekking tot mijn Thailand avonturen, maar waar ik tot nu toe niet de moed voor heb weten te vinden. En toch, toch moet en hoort het hier te staan. Het is het noodzakelijke einde.
De laatste week van mijn trektocht door Thailand brachten we met zijn drieën door op het prachtige Ko Payam, zoals ik al eerder schreef. Foto’s doen de prachtige natuur, de azuurblauwe zee en de perfecte stranden geen recht, het is misschien wel één van de mooiste plekken op aarde. Toch is het nog een relatief rustig eiland, de meeste toeristen kiezen voor de wat bekendere feesteilanden waardoor de sfeer op Ko Payam veel gemoedelijker en rustiger is. ‘s Avonds gaan de generatoren gewoon uit (geen stroom meer!) waarna het zingen van de krekels het enige geluid is dat je hoort terwijl je lui achterover in je hangmat nog even een boek leest. Douchen doe je onder de sterrenhemel met regenwater dat de hele dag in de tropische zon heeft kunnen opwarmen en met betrekking tot vervoer heb je twee opties : lopen of een scooter zien te huren in het enige echte ‘dorpje’ dat het eiland rijk is. Toch merkte ik na een dag of twee op dat er een donker rouwrandje kleefde aan dit aardse paradijs, duidelijk zichtbaar als je maar weet waar je moet kijken.
Misschien herinner je je de beelden van de verwoestende tsunami tijdens de tweede kerstdag 2004 nog van tv, het was namelijk nogal een big deal indertijd. Een ramp waarbij 230.000 mensen zijn omgekomen, de het grootste deel hiervan in Indonesië en Thailand. Ko Payam ligt aan de westkust van Thailand en lag dus midden in het spoor van vernieling dat deze natuurramp achter zich liet. En inderdaad, in de junglebegroeïng die alles heeft weten te overwoekeren in de tussenliggende jaren zie je overal de littekens. Boomstompen, resten van de vroegere bebouwing, en -het blijft Thailand- voorouderaltaars waar een zeegodin de centrale rol speelt. De paar locals met wie ik sprak hadden allemaal mensen verloren die Kerst. Het bleek dat het meerendeel van de huidige bewoners – een stuk of 200 – allemaal familieleden waren van de oorspronkelijke bewoners van het eiland. Van de mensen die in 2004 op Ko Payam woonden was namelijk helemaal niemand meer in leven, behalve een aantal geluksvogels die niet daadwerkelijk op het eiland verbleven toen het noodlot toesloeg. De mensen die nu de lokale bevolking vormden waren vaak neven of kinderen van de oorspronkelijke bewoners die naar het eiland gekomen waren om daar een nieuw bestaan op te bouwen in de voetstappen van hun voorgangers.
Ik merkte tijdens deze laatste ogenschijnlijk ontspannen week dat ik door mijn eerste rouwfase heen leek te zijn, de initieële shock die de dood van mijn trouwste vriend had veroorzaakt had plaats gemaakt voor een intens verdriet en het rationele besef dat het tijd werd om de draad -voorzichtig- weer op te pakken. Terwijl de dagen voorbij vlogen in een aangename afwisseling van snorkelen, wandelen, luieren en drinken met Anne en Patrick begon ik ook al voorzichtig vooruit te kijken naar mijn terugkeer naar Nederland. Terug naar mijn vrienden, Selene, en dat huis waar al die herinneringen op mij lagen te wachten. Ik begon ook wat slechter te slapen en lag uren lang naast Anne in bed (handjes boven de dekens) naar het bamboo plafond van onze bungalow te staren terwijl de gedachten door mijn hoofd vlogen. Pepper. Werk. Alleen zijn. Geen richting, geen focus. Tijdens mijn op één na laatste nacht op het eiland (Anne en Patrick zouden nog een paar dagen langer blijven) was ik het piekeren zat en besloot om voor een nachtelijke wandeling op het strand te gaan om op die manier mijn hoofd wat leger te maken zodat ik nog wat slaap zou kunnen meepakken voordat de zon opkwam. Mijmerend en genietend van de prachtige sterrenhemel kwam ik als vanzelf op het strand terecht, waar ik het mijzelf gemakkelijk maakte om wat water te drinken en te roken terwijl de volle maan recht boven mij majestues de oceaan in een sprookjesachtig licht zette.
Ik dacht aan Pepper en ik begon als vanzelf te huilen. Nooit meer zou ik hem kunnen aaien, knuffelen of mijn gezicht diep in zijn vacht begraven en aan hem ruiken. Nooit meer die kwispelende staart als ik thuis kwam van mijn werk. Nooit meer zijn warme lijf tegen mij aan in bed. Nooit meer die koude neus tegen mijn hand. Nooit meer, nooit meer, nooit meer.. En toen was er opeens achter mij een zacht gekraak aan de rand van de jungle. Ik keek om en zag door mijn tranen heen een zwerfhond met twee puppies er achteraan tussen de bomen en struiken door mijn kant op komen. Moeder stopte even, keek mij scherp aan met haar neus omhoog om even te ruiken wie ik was en liep vervolgens in een rechte lijn naar mij toe met de pups er vlak achter. Toen ze voor mij stonden gebeurde er opeens iets dat ik nooit, maar dan ook nooit meer zal vergeten. Mama pakte één voor één de pups voorzichtig bij het nekvel om deze vervolgens op mijn schoot te laten vallen, waarna ze er met haar neus nog even voor zorgde dat ze goed lagen. Als vanzelf begon ik die krioelende levende hoopjes op mijn schoot te aaien terwijl de tranen nog harder over mij wangen begonnen te rollen. Dit – dit was teveel. Dit was te perfect.
Ik heb er geen idee van hoe lang ik die nacht nog op het strand heb gezeten met de pups op mijn schoot. Het moet uren geweest zijn, achter mij zag ik de nachthemel al langzaam verbleken tot wat binnen een uurtje het ochtendgloren zou zijn. Mijn tranen waren op dat punt allang opgedroogd, alles was er – letterlijk – uit. En nog steeds waren er die twee vertederende puppies die op mijn schoot in slaap gevallen waren terwijl mama voor mij tegen mijn voeten aan lag te slapen.
Weet je , ik geloof niet in god. Nooit gedaan ook. Mijn dagen als psychonaut hebben mij wel een hang naar het spirituele en magisch filosofische meegegeven, hoewel ik in principe een volstrekte atheist ben. Ik zie mijzelf als open minded. Toch heb ik er moeite mee om de gebeurtenissen van die nacht een plekje te geven en ze te kunnen duiden, het is namelijk iets dat je in een roman leest en waarbij je je ogen even naarboven rolt terwijl je ‘yeah..right’ mompelt. Maar ik zweer het op alles wat mij lief is : dit was echt. Dit was het moment waarop er iets in mij heelde.
Dit was het begin van de lange weg terug naar huis.