“I see a vision of a great rucksack
revolution thousands or even millions of young Americans wandering
around with rucksacks, going up to mountains to pray, making children
laugh and old men glad, making young girls happy and old girls happier,
all of ’em Zen Lunatics who go about writing poems that happen to appear
in their heads for no reason and also by being kind and also by strange
unexpected acts keep giving visions of eternal freedom to everybody and
to all living creatures …”
~Jack Kerouac, The Dharma Bums
Uit mijn notities :
Weer een item voor de bucketlist : in de 3e klasse met de trein van Bangkok naar Ayutthaya reizen. In tegenstelling tot de tuktuk ride in Bangkok kan je deze beter als eerste doen want het kon wel eens langer duren dan gedacht. Op een reis van 1u meer dan 3u vertraging oplopen is een prestatie op zich.
(..)
Wat een verademing, hier zijn de mensen echt veel relaxter dan in Bangkok. Ben nu al 48u hier en er is nog niemand die mij afgezet heeft! (of eh..het is zo subtiel dat ik het niet eens door heb). Het historische deel van Ayutthaya is echt indrukwekkend, ik heb nu pas écht het gevoel in Thailand te zijn. De schaal van verwoesting die ik vandaag met eigen ogen gezien heb is echt ongekend. Niet te bevatten. Duizenden beelden, allemaal onthoofd. Paleizen en tempels die nagenoeg met de grond gelijk zijn gemaakt. En dan de Thai die er ogenschijnlijk onaangedaan en vrolijk glimlachend naast doorlopen. Bizar.
Daar zit je dan op het centrale station van Bangkok in de smorende hitte van bijna 40 graden celcius te kijken naar een niet aflatende stroom van Thai, afgewisseld met een incidentele buitenlander. Altijd is er even die korte blik en die wetende glimlach. De glimlach van de globetrotter, de rugzak reiziger die zich volledig overgeeft aan een vreemd land waar hij de taal niet spreekt en hij (zij) zich overgeleverd weet aan zijn eigen vindingrijkheid en de behulpzaamheid van anderen. De wetende blik van een ander die zelf aan de lijve heeft ervaren hoe het is, die ervaring waar je honderden, misschien wel duizenden woorden aan kan wijden zonder dat je de essentie ooit gaat weten over te brengen. Eén van mijn grote voorbeelden als schrijver (Terry Pratchett) schreef daar ooit eens over : “Let me put forward another suggestion : That you are nothing more than a lucky species of Ape that is trying to understand the complexities of creation via a language that evolved in order to tell one another where the ripe fruit was?“
Maar daar zit je dan. Voor je staat een trein al meer dan een uur te wachten, en voor de derde keer loop je naar een vriendelijk glimlachende en ogenschijnlijk meer dan bereidwillige Thai af om te vragen of dit de trein is die je moet hebben ; gelouterd en wijzer door je eerdere ervaringen in Bangkok knoop je eerst een gesprek aan in stonecoal english 😉 om vervolgens de prangende vraag te stellen : ‘Is this the train to Ayutthaya?’ Een snelle blik opzij, gevolgd door een onzekere glimlach. Kut nee, niet wéér! Ik houd van de Thai, echt waar. Maar de nuchtere Westerling in mij kan het echt niet hebben dat bijna niemand het simpele woordje ‘no’ of ‘don’t know’ uit lijkt te willen spreken. Voor de verandering besluit ik eens vasthoudend te zijn : “Who can I ask?” De man lijkt bijna opgelucht en zwaait vrolijk naar een oude bejaarde die aan het uiteinde van het perron in de verte zit te staren. ‘You ask him! He know!’ En zuchtend pak ik mijn backpack weer op en loop naar de oude man toe, laat mijn (handgeschreven én gestempelde!) treinkaartje zien, wijs naar de trein en stel opnieuw mijn brandende vraag. ‘This train to Ayutthaya?’ De man neemt mij eens geduldig op, pakt mijn kaartje vast om dit een paar minuten uitgebreid te bestuderen, kijkt nog eens naar de trein en naar mij om dan met een brede glimlach : ‘yes’ te antwoorden ; ogenschijnlijk dolblij dat hij mij van dienst heeft kunnen zijn. Ik besluit om mijn geluk op de proef te stellen en wijs op de stationsklok , dan naar mijn kaartje en als laatste naar de trein : ‘What time?’ De glimlach wordt nóg breder en een gelukzalig gevoel maakt zich van mij meester. Jawel, deze man heeft het antwoord op ál mijn vragen! Een hoestbui volgt, waarna de krasse oude knar een peuk opdiept uit zijn verfomfaaide overhemd, die aansteekt en er nog eens goed voor gaat zitten. ‘Soon’ is dan zijn alomvattende antwoord. Ik hijs mijn backpack op mijn rug, bedank de oude man met de traditionele Thaise groet en slof weer terug naar het perron.
Weer een uur later zit ik met op een ietwat ongemakkelijk harde houten bank ingeklemd tussen een aantal Thai door het geopende (want : glasloze) raam naar buiten te staren terwijl de trein zich al steunend en krakend voorzichtig in beweging zet. Mijn dromen van een Orient Express achtig reis zijn op dat punt al ruw aan diggelen gegaan door de levende have (kippen) en smakkende mensen om mij heen. Terwijl ik mij die van binnen zit af te vragen of ik misschien toch niet beter 2e of zelfs 1e klas had kunnen reizen passeert er plots een vrolijk beschilderd treinstel, de vrouw naast mij tikt mij vrolijk lachend (dat zal op dit punt geen verwondering bij mijn lezers meer oproepen) op mijn schouder en begint (naar ik aanneem) enthousiast verhaal over de herkomst en het doel van de ‘library train’ zoals dez wagons heten in het Thais tegen mij af te steken. Ik reageer door breeduit te glimlachen en vrolijk ‘yes! yes!!’ te roepen terwijl ik nog even snel een foto schiet met de camera van mijn telefoon, dit tot groot plezier van de vrouw die om de één of andere reden ontzettend blij en trots is met het feit dat ik deze foto neem. Al snel raakt ze in gesprek met de andere Thai om mij heen terwijl ik de dopjes van mijn Mp3speler in mijn oren plug en mijn Lonely Planet nog maar eens uit mijn tas trek. Een uurtje reistijd, en dan mijn Guesthouse in Ayutthaya maar eens zien te vinden..
(Later begreep ik pas waarom de vrouw zo trots was, lees hier meer over de achtergrond en het doel van de Library train in Bangkok)
Een aantal uren (vier om precies te zijn) later vind ik mijzelf terug bij het station van Ayutthaya, waar ik -uiteraard- meteen aangeschoten wordt door een overdreven vriendelijke TukTuk driver die wil weten waar ik naar toe ga. Gelouterd door mijn ervaringen in Bangkok -ten onrechte zou later blijken- wijs ik hem vriendelijk af, hijs mijn backpack op mijn schouders en sla rechts af. Om vervolgens (jazeker, ik en mijn legendarische gevoel voor richting) na een kwartier tot de ontdekking te komen dat ik toch écht wel de verkeerde kant op aan het sjokken was en dus weer net zo vrolijk terug te lopen ; dit maal wél in de juiste richting. Wederom langs de verzameling Tuktuk’s waar de Thai mij tot hun grote vrolijkheid al zwetend weer langs zagen komen, en al hoofdschuddend en hardop lachend keken ze mij na terwijl ik met een licht rood hoofd doorstapte op weg naar mijn Guesthouse.
Eerlijk is eerlijk, tijdens mijn wandeling die zich over een kilometer of vijf uitstrekte begon ik mij langzamerhand wel te realiseren waarom de Thai een hekel hebben aan lopen. Dat is in de eerste plaats een cultureel iets (alleen de allerarmsten kunnen zich geen Tuktuk of scootertaxi veroorloven) , maar het is er ook gewoon TE FUCKING HEET. Ik heb al aardig wat afgewandeld in de laatste jaren, maar Thailand is wel het land waar mijn lijf daarvoor de zwaarste tol te betalen had. Niemand loopt in Thailand, tenzij er echt geen enkele andere optie is, en mijn gewoonte om zoveel mogelijk te voet te doen heeft mij heel wat verbaasde blikken en goedmoedige spot van de lokale bevolking opgeleverd. In hun ogen moet het ook wel heel erg vreemd zijn, zo’n ogenschijnlijk rijke westerling (immers : genoeg geld om vanuit Nederland naar Thailand te vliegen en er een maand te blijven) die vervolgens als ware hij een arme sloeber vrolijk lopend de omgeving doorkruist. Uiteindelijk heb ik mijn pogingen om uit te leggen dat ik gewoonweg graag loop om de omgeving te verkennen maar opgegeven (deze waren immer toch gericht aan dovemansoren) en wees ik op mijn licht uitpuilende buik om aan te geven dat ik graag af wilde vallen. Dat leken ze tenminste nog enigszins te begrijpen 🙂
En na die vijf kilometer wandeling wachte mij dan toch eindelijk mijn eigen oase in de hete bakoven van Ayutthaya : Baan Eve. Ik werd er opgewacht door een vrouw van middelbare leeftijd die na één blik op mijn bezwete en inmiddels vuurrode gezicht mij een literfles koud water toeschoof en mij dringend adviseerde om even te gaan zitten en tot rust te komen. Dankbaar voor dit rustmoment nam ik plaats achter één van de houten tafels in het centrale deel van de Guesthouse en nam mijn omgeving eens goed in mij op, ondertussen genietend van de verfrissing die het ijskoude drinkwater te bieden had. Baan Eve ligt ongeveer aan de rand van het eiland, in een rustige (doodlopende) dwarsstraar van wat je met een beetje goede wil de ringweg op de rand van het eiland zou kunnen noemen. Het centrale deel waar ik mij bevond bleek een ecologisch gebouwde boomhut van twee verdiepingen met op de onderste verdieping een aantal grote, eenvoudige houten eettafels en banken en op de bovenverdieping een aantal hangmatten en zitplekken. Toen de vloedgolf aan zweet en mijn hartslag eenmaal tot acceptabele proporties gedaald waren liep ik op mijn gemak eens richting receptie, waar dezelfde vriendelijke vrouw die mij opgevangen had mij resoluut weer terug verwees naar mijn zitplaats. ‘You stay, I will come’ . Met een brede glimlach schuifelde ik weer terug, Dit was een typische Thaise ‘mama’ , ogenschijnlijk zeer onderdanig en vriendelijk maar daaronder ontzettend resoluut en bijna dwingend in haar vriendelijkheid en gastvrijheid.
Na de formaliteiten van het inchecken en inspecteren van mijn kamer (en een overheerlijke douche!) besloot ik dat het tijd was om de vermoeidheid van mijn treinreis en de daaropvolgende wandeling even van mij af te laten glijden en vond mijzelf na een half uurtje heerlijk doezelen terug in de volgende positie :
En het was precies op dit moment dat ik voor het eerst alle stress van thuis en mijn reis naar het verre Oosten achter mij voelde liggen en kon genieten van het feit dat ik dan toch, eindelijk, in het échte Thailand was. En het was heerlijk. Alle twijfel die ik tot op dat punt gevoeld had verdween als de spreekwoordelijke sneeuw voor de zon, zeker toen ik later diezelfde dag de weerberichten uit Nederland zag. Mijn god, -3 ; sneeuw en hagel. En daar lig je dan, 38 graden en een strakblauwe lucht – en een vieze grijns op je gezicht.