Vier.
Vier keer is de aarde inmiddels rond de zon gezwiept in de oneindige dans van twee hemellichamen om een centraal maar onzichtbaar zwaartekrachtpunt. Vier rondjes sinds ik je voorgoed kwijtraakte. Soms voelt het alsof ik de enige ben die je nog écht lijkt te missen, en ik weet hoe egocentrisch en gespeend van enige zelfreflectie die gedachte eigenlijk is.
Iedereen heeft het recht om op zijn of haar eigen manier het verdriet te dragen, om een manier te vinden om met de intense pijn van het Grote Gemis, de prijs die je moet betalen om lief te hebben om te kunnen gaan. Mijn vader zocht voornamelijk een weg uit de eenzaamheid en heeft die gevonden in het gezelschap van een andere vrouw, ook al slapen ze in verschillende kamers. Zus-lief verliest zichzelf in haar baan, haar sporten, haar hobby’s en er zijn momenten dat ik bijna kan geloven in haar zelfopgelegde nieuw hervonden positieve levenshouding.
En ik? Ik kijk naar binnen en observeer. Probeer om het verdriet te doorvoelen en te doorleven zonder mijzelf te laten wegspoelen in een woeste rivier van zelfmedelijden en pathos. Door de verstilling zijn werk te laten doen en de ruimte te bieden aan al wat ik voel zonder mijzelf er door te laten overheersen. Ik wil mijn verdriet gebruiken om intenser in het leven te staan, om niet te verstarren of te verzuren maar om juist milder te worden. Zodat het verdriet niet meer voor een dambreuk zorgt waarbij het water met een verwoestende kracht zijn weg baant en alles in een nietsontziende stroom wegspoelt – maar het als een kabbelende rivier langzaam alle scherpe randjes van mijn psyche weet te eroderen totdat er een meanderende stroom overblijft.
Het blijft vreemd, een emotionele herfststorm midden in de zomer.
Ik mis je.