Terug

Mensen die mij kennen weten dat ik regelmatig terechtkom in wat ik zelf spottend mijn ‘autistische fase’ noem. Als ik in die fase zit sluit ik mij voor alles en iedereen af, ben niet bereikbaar, ‘vergeet’ afspraken en probeer niet noodzakelijk contact zoveel mogelijk te vermijden. Het lijkt wel alsof het de enige manier is om ‘rust in mijn hoofd’ te krijgen. Mijn meest recente autistische bui heeft bijna zo’n 4 maanden (dat is een record als ik mij niet vergis) geduurd, en zelfs de mensen die mij normaal gesproken altijd kunnen bereiken heb ik deze keer vermeden. Ik had veel om te overdenken, mijn werk valt momenteel bij tijd en wijle erg zwaar, het fatale ongeluk van mijn lieve Che dat ik heb zien gebeuren..en er was nog iets.

Iets dat inmiddels al ruim zeven jaar in een raar en duister hoekje van mijn ziel zit, en hoewel ik de onbetwiste koning-der-verdringers ben kan zelfs ik dit stukje diep in mij niet negeren. Uiteraard zit er een verhaal aan vast, er zit immers altijd een verhaal aan vast. Dit verhaal is er een van geweld, zowel mentaal als fysiek. Het hoe en wat, zelfs de specifieke aanleiding voor het verhaal dat ik wil/moet opschrijven, zijn voor nu niet van belang. ‘Ze’ zeggen dat alleen moedige mensen in staat zijn om hun eigen gebreken en angsten onder ogen te zien. Ik geloof daar zelf niet zo heel erg in, het heeft niets met moed te maken. Misschien wel met ‘moeten’. Wat je nu gaat lezen is een vrij persoonlijk iets, maar het opschrijven en delen van deze ervaring vormt denk ik een beslissende schakel in de reeks van gebeurtenissen die achteraf bezien misschien ook wel onvermijdelijk waren.

*************************************

Het was een prachtige lentemiddag in Sittard, en ik stapte samen met Rudy en Huxley (laatsgenoemde was mijn hondje) vanuit de witte Mirakle deur rechtsaf de Steenweg op voor een wandeling. Ziek eigenlijk, ik kan de lucht bijna nog ruiken..van links de leergeur van de schoenenspeciaalzaak, en rechts voor mij de speekselopwekkende geur van de legendarisch lekkere broodjes beenham van slagerij Vink. Ik scheld veel op Sittard (kutstad!) maar eigenlijk is er niet zo heel veel mis met de stad, mits je in de buurt van het Centrum woont. Op ons gemak liepen wij via de binnenstad en Marktplein richting de stadswal, en eenmaal op het Marktplein aangekomen sloegen wij links af om het paadje naast de HKLS in te lopen. Vreemd eigenlijk, ik kan mij herinneren dat ik aarzelde en bijna tegen Ruud gezegd had dat ik liever via de andere kant wilde lopen. Het zou echter net zo goed een ‘valse’ herinnering kunnen zijn, een detail dat mijn onderbewustzijn er later bij heeft verzonnen om mijn verhaal een extra dramatische lading te geven..

Ik zei echter niets en we sloegen het paadje in, en weer dringt een (voor Sittardse begrippen standaard) geur zich op : die van urine vermengd met schraal bier. Het paadje word ‘s nachts gebruikt als openbaar toilet voor de -uiteraard mannelijke- bezoekers van de lokale horeca zoals alle dergelijke paadjes in alle steden van Nederland voor dat doeleinde gebruikt worden). Vreemde sidetrack maar goed.. Dat is dus de geur die zich aan mij opdringt als ik in gedachten dat paadje weer oploop. De beelden worden nu ook duidelijker, ik zie de mensen bijna lopen, kan het geroezemoes bijna horen..Ik herinner mij ook dat ik Huxley erg strak bij mij moest houden (Jack Russell ..zucht ) totdat we het oude klooster waar de HKLS inzit (zat?) voorbij gelopen waren en via het tunneltje de zon in liepen.

En dat was het moment waarop de aarde voor heel even ophield met draaien..

Ik hoor links-voor mij een schreeuw, en de mensen om mij heen lijken te vertragen. Er vliegt een donkere schim recht op Rudy af, grijpt hem bij zijn keel en sleept hem zo 3 meter mee om hem vervolgens tegen de stadsmuur aan te smijten. Hij schreeuwt nog iets in de trant van ‘JOU moet ik hebben’ en begint vol op Ruud zijn hoofd in te slaan. —– Nu wil ik mijzelf hier absoluut niet gaan vergelijken met Meindert Tjoelker en Joes Kloppenburg (twee van de bekendste slachtoffers van wat nu ‘zinloos geweld’ heet) maar ik denk dat ik wel een karakter eigenschap met ze gemeen heb : ook ik kan mijn mond niet houden.

Ik zou hier graag schrijven dat ik, bij het zien van die boomlange gast die op een van mijn beste vrienden stond in te beuken, op hem afvloog en hem een harde duw verkocht om hem bij Ruud weg te halen. Helaas, de tijd van verhalen schrijven is voorbij en mij rest niets dan de waarheid. En die is stukken minder heldhaftig. Gezien de plaats waar ik terechtgekomen ben moet ik wel op ze afgelopen zijn. Ik kan het mij bij God niet herinneren, en om eerlijk te zijn maakt het mij ook geen ene moer uit. Wel herinner ik mij dat ik iets schreeuwde, het had iets te maken met de voorgeschiedenis van dit specifieke deel van wat eigenlijk een veel groter verhaal is. Vast wel iets als ‘je WEET waarom wij het gedaan hebben en het was terecht’ of misschien ook wel gewoon de meedogenloze klassieker ‘hey jij daar’.

In ieder geval niets dat mij een plaats in de top 5 van ‘famous last words’ gegund zou hebben gok ik. Het volgende moment kan ik nu al 7 jaar lang precies voor mijn geestesoog halen.. Hij vliegt recht op mij af en geeft mij een harde duw op mijn middenrif. Ik loop/val/struikel een meter naar achteren en probeer mijn handen voor mijn gezicht te krijgen om de te verwachten klap af te weren. Een ding weet ik in ieder geval zeker : hij is linkshandig. En zijn linkse directe (getrained door jaren kickboxen) valt niet te blokken, tenminste zeker niet door mij.

Ik voel een doffe klap op mijn rechterjukbeen, het zicht in mijn rechteroog lijkt even horizontaal geplet te worden en ik voel een misselijkmakend drukverschil in mijn hoofd. Dan voel en zie ik het bloed uit mijn neus spuiten, ik weet nog dat ik op verbazingwekkend heldere wijze ‘GVD het lijkt wel een fontein!’ dacht. Toen volgde de tweede klap, vol op mijn voorhoofd. Het licht ging even compleet uit en ik wankelde nog een stuk achteruit totdat ik eerst op mijn knieen viel en vervolgens op mijn zij rolde. Overal zag,voelde, rook en proefde ik bloed.

De wereld stond stil..

Mijn gedachtes gingen snel, veel sneller dan de beelden om mij heen binnen leken te komen. Toen was er een moment van totale rust, geen pijn en geen angst. Het was een moment dat oneindig lang leek te duren, en er is een stukje van mij dat altijd in dat moment is blijven vastzitten en er nooit meer weg wil. De laatste dreun, wederom op mijn voorhoofd, kwam van de zware legerkisten die hij aanhad die dag. Mijn hoofd sloeg achterover tegen de losse stenen die het pad vormen, en weer ging even het licht uit.

Er is iets vreemds aan die herinnering : hij klopt niet.

Ik ben namelijk, zover ik weet, NIET buiten bewustzijn geraakt. ‘Het licht uit’ wil precies dat zeggen, mijn zicht viel weg en voor een milliseconde leken al mijn zintuigen even op ‘uit’ te staan, maar ik mis geen tijd ofzo. En toch ; de volgende herinnering die ik heb is dat ik op mijn knieen aan de rechterkant naast het pad zit, omlaagkijkend naar de ENORME plas bloed die zich op mijn kleding, in mijn haar (om de een of andere reden droeg ik mijn haar los die dag) en vooral in het gras lag. De kleur van vers bloed op frisgroen lentegras is bijna psychedelisch, en de gestage stroom bloed die uit mijn neus, oor en mond kwam zorgde voor surrealistische rimpelingen en patronen in de steeds groter wordende plas.

In mijn linkerooghoek zag ik Huxley vechten met het lelijke mormel van mijn nemesis, en ik kan het niet nalaten om even te vermelden dat hij de eer van de roedel hoog heeft weten te houden door te winnen ;). Rechts van mij hoor ik geschreeuw, ik kijk en merk dat ik met mijn rechteroog niets zie. Dit leek weg te trekken, totdat ik iets zag dat leek op de intro van die oude James Bond films, waar het bloed voor de camera omlaagdruipt en je door een rood was heen kijkt. Op dat moment begon ik pas pijn te voelen, en ik ga nog eens niet proberen om die onder woorden te brengen. Het enige dat ik er over kan zeggen is dat de pijn zo ontzettend opkwam dat ik nog eens niet meer in staat was die te voelen, een beetje als een weegschaal die boven de maximale hoeveelheid ook niets meer kan aangeven.

Ik zie opeens Ruud, die enorm wild uit zijn ogen kijkend en zonder zijn onafscheidelijke bril en petje aan komt rennen met in zijn kielzog 2 politie agenten. Dan draai ik mijn hoofd en zie ik dat Armand nog altijd naast mij staat, met een geschrokken uitdrukking op zijn gezicht. Hij is al die tijd gewoon rustig blijven staan! Ik weet nog dat ik iets wist uit te brengen in de buurt van ‘WTF man ik heb je godverdomme niks gedaan’ , en zie dan hoe agent nummer 1 hem tegen de grond werkt en hem begint te boeien. Op de achtergrond hoor ik agent nummer 2 in zijn portofoon roepen dat er met spoed een ambulance moest komen, en ik voel 2 zachte handen in mijn nek en een stem zegt tegen mij dat ik voorzichtig op mijn linkerzijde moet gaan liggen met mijn mond open en gezicht naar de grond gekeerd.

De ambulance liet een kleine tien minuten op zich wachten, en ik heb nog een aantal duidelijke beelden van de periode dat ik daar lag. Ik kan zelf nog altijd niet geloven hoe HELDER ik (de ‘ik’ in je hoofd dus, de eeuwige monoloog) over de zaken nadacht. Recht voor mij waren wat kinderen van een jaar of 8/9 aan het spelen geweest, en die stonden met open mond naar mij te staren op die heerlijk kinderlijke en schaamteloze manier die alleen kinderen en mensen met een verstandelijke beperking zich kunnen veroorloven in deze wereld. Ik hoorde een meisje zeggen ‘hij liep daar net nog met zijn hondje wat zielig!’ en ik weet nog dat ik dat erg schattig vond. Opeens voelde ik iets zachts en warms tegen mij aandrukken, het was Huxley die blijkbaar het gevecht gestaakt had en bij zijn gewonde baasje kwam kijken. Ik keek naar hem en zag dat hij helemaal onder het bloed zat, waar ik nogal van schrok totdat de ‘geruststellende’ gedachte dat het naar alle waarschijnlijkheid mijn bloed was zich aandiende. In de verte hoorde ik de vogeltjes nog altijd vrolijk fluiten, en met een schok kwam ik opeens in het ‘heden’ terecht.

Alles deed pijn, mijn ribben , mijn voorhoofd maar mij gezicht deed echt onwerkelijk veel pijn, het druk verschil was niet uit te houden zo erg. Toen hoorde ik de ambulance aankomen, en ik werd met een nekbrace om op een brancard getild en in de ambulance geschoven. De deur sloeg dicht, en de verpleegkundige kijkt mij aan terwijl hij het infuus begint aan te leggen en zegt ‘ik heb al heel wat mensen opgepikt na een vechtpartij maar om eerlijk te zijn zie jij er echt verschrikkelijk uit. Ik snap niet dat jij nog bij je volle bewustzijn bent’ Ik probeerde te glimlachen (en merkte dat het alleen aan de linkerkant van mijn gezicht werkte) en kan mij herinneren dat ik een scherp antwoord probeerde te verzinnen en dat er uiteindelijk iets uitkwam als ‘dat monddoekje is ook niet alles’ waarna ik in een grote zwarte trechter werd gezogen en ik geen herinneringen meer heb totdat ik ‘wakker’ werd op de IC.

Waarom nu dit verhaal? Dit is een periode van mijn leven waar ik zelden tot nooit over praat. In de afgelopen maanden heb ik echter gemerkt dat ik 7 jaar na dato nog altijd een ‘slachtoffer’ ben, en de tijd van slachtoffertje spelen moet maar eens voorbij zijn. De dader kreeg een aantal maanden gevangenisstraf en een aantal maanden taakstraf. Hij was een veelpleger. Ruud had uiteindelijk alleen een blauw oog, een tand door zijn lip en een kapotte bril. Ik ben er vanaf gekomem met een blinde vlek in mijn rechteroog, een volledig losgeslagen jukbeen (toen dat naar boven schoot heeft het mijn oog even geplet en dat is waarschijnlijk de oorzaak van de blinde vlek) en een diepgeworteld wantrouwen jegens de mensheid. En dat is dus een slachtofferrol, en om eerlijk te zijn ben ik die spuug en spuugzat.

Maar vanaf morgen is het klaar.

Morgen ga ik namelijk terug naar Sittard, en ik ga terug naar die plek waar ik zo ontzettend dicht bij het randje van de afgrond geweest ben. En ik ga mij niet verschuilen, niet achter sarcasme, niet achter arrogantie, niet achter mijn eeuwige ‘blablabla’ verhalen, niet acher mijn ‘dat komt morgen wel’ ,niet achter drugs, niet achter andere mensen en al helemaal niet achter mijn angst.

Ik ga terug als overwinnaar.

Leave a Reply